Najaar 1949 – volgens Boon hebben de Vlamingen zelfs het dromen over meer vrijheid verleerd. Daarom begint hij aan een roman waarin de legendarische roverhoofdman Jan de Lichte de hoofdrol opeist: deze van de opstandige mens. Aldus wil de schrijver bij zijn publiek de zin voor revolte en verzet weer tot leven wekken. Een halve eeuw nadat het boek voor het eerst verscheen, is De bende van Jan de Lichte nog altijd een weergaloos opwindende pastiche van een spannende bandietenroman.
* 'Boon is zo sappig als men van Vlamingen meent te mogen verwachten' – Ben Stroman over De bende van Jan de Lichte, 1957.
1960 – volgens Boon biedt de toenemende welvaart onverwacht nieuwe mogelijkheden om wat vrijer te gaan leven. Daarom schrijft hij een vervolg op De bende van Jan de Lichte, waarin Louis de Lichte het laatste woord krijgt. Deze fictieve zoon van de intussen geradbraakte bendeleider ziet hoe in de tweede helft van de achttiende eeuw het moderne geloof in de vooruitgang overal wortel schiet. Langzamerhand dreigt de mens aan zijn eigen productiedrift ten onder te gaan. In een wereld van machines, fabrieken en ‘troosteloze dwangarbeid’ kiest Louis de Lichte uiteindelijk voor spel en plezier. De zoon van Jan de Lichte is een meeslepende schelmenroman die niet minder leesgenot verschaft dan zijn inmiddels klassieke voorganger De bende van Jan de Lichte.
* 'Aangezien Boon zijn waar nu als het ware spelenderwijs aan de man brengt, mag De zoon van Jan de Lichte inderdaad als een der beste, zoniet als de allerbeste roman van deze zeer grote Vlaamse schrijver beschouwd worden.' – Jan Walravens over De zoon van Jan de Lichte, 1961.
* 'Een boek als Louis Paul Boons jongste roman zou in Noord-Nederland een onmogelijkheid zijn.' - Kees Fens over De zoon van Jan de Lichte, 1962.